Drie bijzondere gebouwen
Gerardus /Sprenge
Gerardus valt op doordat het is gebouwd met een lichtere steensoort dan de andere drie gebouwen. In de gevel van Gerardus, bij de oorspronkelijke ingang aan de zijkant, is een leistenen herinneringstegel te zien met het bouwjaar 1932.
Gerardus was oorspronkelijk bedoeld voor het verblijf en de verzorging van chronische patiënten. De patiënten werkten overdag op de boerderij, op het land of in de therapie-werkplaatsen. Twee keer per dag gingen ze van hun afdeling naar hun werkplek en weer terug. Deze bestemming heeft Gerardus lange tijd behouden. Zoals bij veel oude gebouwen, waren de zolders in Gerardus oorspronkelijk ingericht met slaapcellen voor de broeders.
In 1943 werd de Stichting gevorderd door de Duitsers, die er een militair hospitaal van maakten. Om het ziekenhuis te beschermen tegen luchtaanvallen, werden op alle daken rode kruizen geschilderd. Patiënten en personeel werden geëvacueerd naar Huize Padua in Boekel. In de nacht van 6 op 7 maart 1945 raakte SS-officier Hanns Albin Rauter, de nazi-Duitse leider van de politie in Nederland, zwaargewond bij een aanslag bij de Woeste Hoeve in de oostelijke Veluwe. Hij werd overgebracht naar de Stichting, waar hij in Gerardus werd behandeld en verpleegd. Na de bevrijding van Apeldoorn werd de Stichting ook door de Canadezen tijdelijk gebruikt als militair hospitaal. De rode kruizen bleven lang na de oorlog zichtbaar.
Na de ingebruikname van de Buurse voor de opnameafdelingen, werden de patiënten van Gerardus overgeplaatst naar Lambertus. Samen met de buitenhuizen vormde Lambertus de KLPBeV (de Kliniek voor Langdurige Psychiatrische Begeleiding en Verblijf).
Gerardus kreeg daarna een tijdelijke bestemming als gebouw voor drama- en beeldende therapie. De eerste verdieping bleef leeg, en de zolder was, vanwege brandveiligheid, al een tijd afgesloten.
Na een grondige verbouwing kreeg Gerardus in 1986 zijn laatste bestemming als hoofdgebouw. Tegelijkertijd werd de naam veranderd van Gerardus naar "de Sprenge". Het hoofdgebouw huisvestte tot de fusie met GGNet de directie, de afdeling personeelszaken, de diensthoofden van de technische en civiele dienst, en de disciplinecoördinator verpleging. Ook de gehele economische en administratieve dienst, waaronder boekhouding, patiëntenadministratie, salarisadministratie en inkoop, verhuisde van Antonius naar de Sprenge. Na de fusie met GGNet verhuisden deze afdelingen een voor een naar Warnsveld. Uiteindelijk kwam de Sprenge leeg te staan en werd het definitief gesloten.
Aloysius
Aloysius was een van de eerste geopende paviljoens en is vernoemd naar Aloysius Versantvoort, de oprichter van de toenmalige Sint Josephstichting. Het was een groot gebouw op het terrein, bestaande uit vier afdelingen, met een bovenverdieping waar grote slaapzalen waren. Vaak was het enige stukje privacy voor een patiënt hun nachtkastje. Later kregen patiënten een eigen kluisje om persoonlijke spullen in op te bergen.
De patiënten op de afdeling hadden vaak te maken met dubbele problematiek. De meeste van hen hadden naast hun psychische problemen ook een verstandelijke beperking. In 1973 werden enkele leefgroepen overgeplaatst naar het toenmalige Lathmer in Wilp, een zusterorganisatie van de Congregatie Broeder Penitenten. Dit leidde tot een leegte in de dorpse sfeer op het terrein. Veel van de Aloysius-patiënten bleken markante, soms vreemde, maar vaak vrolijke medebewoners.
De Kapel
Voor de broeders was het essentieel dat eerst de paviljoens voor de patiënten werden gebouwd, aangezien zonder patiënten er geen inkomsten zouden zijn. Toen na de opening van Gerardus het aantal patiënten op peil was, moest er zo snel mogelijk een kapel komen. De tijdelijke gebedsruimte in de boerderij was te klein geworden. De huisarchitect, Van Dongen, kreeg de opdracht om een kapel te ontwerpen.
In 1938 was de kapel klaar en kreeg de naam Josephkapel. Van Dongen was een architect van een Delftse school, en Granpré Molière, die vaak wordt gezien als de 'peetvader' van deze stijl, noemde de Josephkapel een typisch voorbeeld van deze stroming. Volgens Molière was dit te zien aan de gedetailleerde afwerking, de ingedeelde ingang met trapdaken en de gebruik van natuurstenen en baksteen. Ook de Romaanse rondboogvensters droegen bij aan deze stijl.In de zijbeuken van de kapel bevinden zich twaalf reliëfs die de kruisweg van Jezus Christus afbeelden. Achter het altaar is een muurschildering met engelen, cherubijnen en heiligen. De Sint Josephstichting kreeg een kerkorgel, maar door de ruimte in de kapel kon dit orgel alleen achter het altaar geplaatst worden, waardoor de muurschildering deels onzichtbaar werd.
Toen de psychiatrische zorg werd geregionaliseerd, kreeg de Sint Josephstichting de gemeenten Apeldoorn, Epe, Brummen en Voorst onder haar hoede. Vanaf dat moment werden ook niet-katholieken opgenomen, en werd de kapel oecumenisch gebruikt. Naast een pastoor werd er ook een protestantse dominee aangesteld. Wekelijks werden er afwisselend katholieke en protestantse kerkdiensten gehouden. De kapel werd ook gebruikt voor uitvaarten van patiënten, broeders en andere parochianen. Medewerkers lieten hun huwelijk daar kerkelijk inzegenen. Broeder Dominicus was lange tijd koster van de kapel. Hij opende de kapel elke ochtend en sloot deze 's avonds weer af. Ook zorgde hij ervoor dat de kapel passend werd ingericht voor christelijke feestdagen en katholieke herdenkingsdagen.
In de laatste jaren heeft de kapel bij GGNet dienstgedaan als vergaderruimte, tentoonstellingszaal en evenementenruimte. Inmiddels maakt de kapel deel uit van de gebouwen van het COA. De voorwaarde was dat het interieur aangepast moest worden aan de nieuwe gebruikers, en daarom zijn alle ornamenten en versieringen die met het rooms-katholieke geloof te maken hadden, verwijderd of afgedekt. Na de overdracht aan het COA werd de kapel als antikraakruimte tijdelijk gebruikt als fotostudio voor een dierenportretfotograaf.