‘Patiënten verder helpen, zelfs als wezenlijke stukjes in hun brein niet goed meewerken’
Werken binnen de psychiatrie, wat doe je dan zoal? De antwoorden op deze vraag geven vaak verrassende en boeiende inkijkjes in ons werk. Hieronder lees je over het werk van Nathalie, die bij GGNet De Boog werkt, de forensisch-psychiatrische afdeling. Er zijn meer verhalen gepubliceerd waarin medewerkers vertellen over hun werk.
Deze verhalen lees je op de website, werken bij GGNet.
‘Patiënten verder helpen, zelfs als wezenlijke stukjes in hun brein niet goed meewerken’
Nathalie (41) is agogisch medewerker en coördinator bij De Boog. Ze werkt op de groep voor voortgezette behandeling van patiënten met een stoornis in het autisme spectrum (ASS). Daarnaast draait ze diensten op bungalow Mark 1, waar patiënten langdurig begeleid wonen.
''Pas ik met mijn conflict mijdende karakter wel op De Boog, waar de component ASS verzwaard wordt met de factor forensische zorg? Dat vroeg ik me vijf jaar geleden af, toen ik twijfelde of ik zou solliciteren. Inmiddels weet ik het antwoord: Jazeker past De Boog bij me!''
Paaltjes plaatsen
“De uitdaging is om de juiste balans te vinden tussen verbinding met patiënten en duidelijkheid bieden. Dat wringt en schuurt: vraag je maar eens af hoe je zelf zou reageren als iemand duidelijk probeert te bouwen aan een vertrouwensband, maar jou tegelijkertijd steeds monitort en begrenst. Dat is geen makkelijke situatie voor patiënten. En ook niet voor mij, als conflictmijder. Een collega gaf me de tip: ‘Gedraag je niet als een lammetje in de wei, maar sla juist de paaltjes rond de wei.’ Wat ze bedoelde: gezelligheid is belangrijk bij verbinding, maar wees duidelijk in je communicatie en bied de structuur die nodig is. Inmiddels is die aanpak mijn tweede natuur en draag ik die ook uit naar collega’s.”
Het kwartje doen vallen
“De meeste voldoening haal ik uit werken op de groep en uit de een-op-een gesprekken. Met alles wat daarbij hoort: samen een stuk wandelen, een spelletje spelen, babbelen op de bank of sporten. Waar ik ook veel plezier in heb, is de psycho-educatie over ASS. Die ‘lessen’ over autisme verzorg ik elke maandag samen met een collega. We nemen de patiënten dan in zes bijeenkomsten mee in: wat is autisme nu precies, op welke manieren kan het zich uiten, wat helpt om ermee om te gaan? Sommigen vragen meteen door op wat we vertellen; bij hen valt het kwartje dan al een beetje. Bij anderen gebeurt dat pas als we samen met de behandelaar hun persoonlijke autismeprofiel opstellen: wat zijn jouw eigen uitdagingen rondom autisme, en wat is dan helpend?”
‘Gedraag je niet als een lammetje in de wei, maar sla juist de paaltjes rond de wei.’
Sparren met collega’s
“Herstel is vaak een lange weg. Mensen verblijven hier doorgaans minimaal een jaar, maar meestal langer. De ‘snelle vertrekkers’ zijn de patiënten die iedere kans aangrijpen om nooit meer te doen wat ze gedaan hebben. Voor anderen is de weg lastiger, bijvoorbeeld omdat ze het inzicht missen dat ze autisme hebben en dat ASS hun handelen mede bepaalt. Dan moet je het als team over een andere boeg gooien, en daar hou ik van: ik spar graag met collega’s over manieren om patiënten verder te helpen, zelfs als wezenlijke stukjes in hun brein niet goed meewerken.”
Samen het verschil maken
“Of de patiënten nu wel of (nog) niet erkennen en herkennen dat ze autisme hebben: het is wel hoe mijn collega’s en ik hen benaderen. We geven richting, structuur en duidelijkheid. En werken aan inzicht in gedrag en houden spiegels voor. Ieder van ons doet dat op zijn of haar eigen manier: juist de verschillen in onze benadering maken dat onze gezamenlijke aanpak werkt.
‘Mooi mens, mooi mens’
Ik denk dan bijvoorbeeld aan een patiënt die verward, emotioneel en depressief bij ons binnenkwam. Wat moet ik met mijn leven, vroeg hij zich af. Kan ik mezelf en mijn gedachtes nog wel vertrouwen na wat ik gedaan heb? Hij greep iedere hulp aan, van de stop-denk-doen-methodiek, het opstellen van een persoonlijk autismeprofiel en een signaleringsplan tot bijvoorbeeld het zoeken naar balans tussen inspanning en ontspanning. Zo herwon hij eigen regie en ontwikkelde zich tot snelle vertrekker. Bij het afscheid schudde hij ons allemaal de hand en zei tegen ieder van ons: ‘Mooi mens, mooi mens!’ En dat vind ik dan weer mooi: niet alleen wij, maar ook hijzelf had alle vertrouwen in zijn tweede kans.”