''Meer samenwerking, meer samenhang''
GGNet is sinds 1 januari van dit jaar organisatorisch verdeeld in de regio’s Apeldoorn/Zutphen en Achterhoek/Liemers. Om daarmee optimaal aan te sluiten op de regionale samenwerkingen in de mentale gezondheidsnetwerken en aan andere doelen uit het Integraal Zorgakkoord. Binnen GGNet zijn er twee regiodirecteuren: Carmen Nijhuis (Apeldoorn/Zutphen) en Ingrid Kolkman (Achterhoek/Liemers). In dit interview delen ze hun kijk op en enthousiasme over het regionaal (samen)werken.
Het verhaal van samenwerken in de regio’s in het kort: samen met huisartsen, sociaal domein en andere welzijnsorganisaties vormt GGNet een netwerk rondom de inwoners in onze regio. Heeft een inwoner een zorg- of hulpvraag, dan kijken we met elkaar: wat heb jíj nodig? De focus ligt daarbij op gezondheid en welzijn – want niet elk probleem vraagt om een zorgoplossing. Wie kan de best passende ondersteuning bieden, liefst in de leefomgeving van de inwoner? En wat kunnen de inwoner en diens naasten zelf doen?

Carmen Nijhuis (directeur Apeldoorn/Zutphen) en Ingrid Kolkman (directeur Achterhoek/Liemers).
Werk in uitvoering
“We hebben dit verhaal met de partners in de regio de afgelopen maanden in grote lijnen uitgeschreven, zowel in de regio Apeldoorn/Zutphen als in Achterhoek/Liemers”, zegt Carmen Nijhuis. “De details vullen we de komende tijd met elkaar in. Het is werk in uitvoering waar ik heel enthousiast over ben.” Ingrid knikt bevestigend. De twee regiodirecteuren, beiden sinds augustus in dienst bij GGNet, werken intensief samen. Zien of bellen elkaar vaak. “Onze regio’s hebben een eigen identiteit en karakter, maar onze opgave is dezelfde”, aldus Ingrid. “Meer samenwerking, meer samenhang.”
Een belangrijk hoofdstuk in het verhaal van regionaal samenwerken is het Integraal Zorgakkoord (IZA). Daarin staat dat zorgverleners en sociaaldomeinpartners per gemiddeld 100.000 inwoners een mentaal gezondheidsnetwerk moeten vormen. In de twee GGNet-regio’s worden dat er in totaal zes. Carmen: “Dit vraagt van ons en onze ketenpartners dat we zorg en ondersteuning bieden daar waar de mensen wonen. En dat we dit in samenspraak en samenhang doen. We moeten onszelf intern en regionaal op zo’n manier organiseren dat we inwoners niet van het ene naar het andere deurtje hoeven sturen. Wat neerkomt op: schotten weghalen tussen afdelingen en partijen. Elkaar nog beter leren kennen en weten te vinden. Nog beter uitvragen wat een inwoner nodig heeft. En dan samen afstemmen wie op dat moment de beste ondersteuning kan bieden.”
Ingrid: “Bovendien: door slim samen te werken, kunnen we onze specialistische kennis breed beschikbaar maken in het hele werkgebied. Een specialist hoeft niet op elke locatie fysiek aanwezig te zijn, maar kan tijdelijk of via consultatie aansluiten waar dat nodig is. Zo maken we onze expertise toegankelijker voor collega's én partners in de regio. Dat helpt ons om goede zorg te blijven bieden ondanks een krappe arbeidsmarkt en het maakt het werk interessanter voor onze professionals.”
Door slim samen te werken, kunnen we onze specialistische kennis breed beschikbaar maken in het hele werkgebied’ – Ingrid Kolkman
Allemaal aan tafel
Een mentaal gezondheidsnetwerk hoeft geen fysieke plek te zijn en heeft geen strikt beschreven vorm. Er is ruimte voor regionale verschillen. Wel kent een mentaal gezondheidsnetwerk vier basisfuncties: het verkennend gesprek, de domein overstijgende overlegtafel, het transfermechanisme (voor een soepele overgang van de ene vorm van zorg of ondersteuning naar de andere) en informatie over aanbod en wachtlijsten.
Bij het verkennend gesprek schuiven een ervaringsdeskundige, iemand van de ggz, een sociaaldomeinprofessional én de inwoner zelf aan. De inwoner deelt diens ervaringen en behoefte en van daaruit richten de deelnemers de blik op gezondheid, leefstijl, kwaliteit van leven, werk, onderwijs, sociaal netwerk. Samen gaan zij na wat op dat moment de beste ondersteuning is – wat niet altijd een zorgoplossing is; soms is iemand beter af in het sociaal domein of met weer andere inzet. Carmen: “De huisarts hoeft dus niet al aan te geven: dit is er aan de hand. Alle ketenpartners doen het samen, zoeken samen met de inwoner de slimste route naar een zo prettig mogelijk leven.” Aan de overlegtafel nemen alle MGN-partners deel: huisarts, ggz, sociaal domein en andere betrokken partijen. Hebben zij behoefte aan input uit dit brede netwerk, dan kunnen zij de casus van een cliënt aan de overlegtafel inbrengen.

Samen verantwoordelijk
De nieuwe regio-indeling versterkt ook de beweging ‘Van zorg naar gezondheid’. Van zorgen voor iemand, naar zorgen dat iemand weer ‘zijn ding kan doen’ en weer kan meedoen in de maatschappij. Ingrid licht toe: “Als netwerk van zorg- en sociaaldomeinpartners dragen we gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de gezondheid en het welzijn van de inwoners in onze regio. We werken niet op losse eilandjes, maar brengen onze kennis en expertise bijeen en putten uit die rijke bron de oplossing die het beste bij de situatie van de inwoner past.”
Carmen geeft een voorbeeld van wat die netwerksamenwerking kan opleveren. “Stel, een inwoner heeft depressieve klachten. Een behandeling in de ggz lijkt dan de beste remedie. Maar wat als die inwoner met een bredere blik bekijken? Dan blijkt wellicht dat die niet alleen depressieve klachten heeft, maar ook schulden, die leiden tot slapeloosheid, die wellicht de depressieve klachten veroorzaakt. Als we deze inwoner vervolgens vragen wat die op dit moment het hardst nodig heeft om te herstellen, dan is het antwoord misschien wel ‘hulp om uit de schulden te komen’. Waarna een ggz-behandeling niet meer nodig is.” Behalve dat inwoners zo sneller passende ondersteuning krijgen, dringt deze regionale, integrale aanpak ook de wachttijden terug. Inwoners die wél ggz-behandeling nodig hebben, zijn nu tenslotte eerder aan de beurt.
‘Alle ketenpartners zoeken samen met de inwoner de slimste route naar een zo prettig mogelijk leven’ – Carmen Nijhuis
Toegankelijke zorg
Naast het domein overstijgend samenwerken in de regio probeert GGNet zelf ook zoveel mogelijk te ontschotten. Dat is nog werk in uitvoering, maar het idee is dat we in plaats van allerlei losse afdelingen met een eigen voordeur, toewerken naar enkele gastvrije, brede poli’s in beide regio’s. Inwoners met een zorgvraag krijgen er een basischeck en worden vanuit daar naar de juiste deur geleid – van GGNet of van een van de ketenpartners. Blijkt een ggz-behandeling de juiste ondersteuning, dan gaat direct de deur naar bijvoorbeeld Bas, GGNet Jong of GGNet Ouderen open. Ingrid: “Daar werken nog steeds de teams met die specifieke expertise. Maar idealiter verdwijnen de schotten tussen hun werkvelden, zodat zij elkaar over en weer kunnen consulteren en adviseren.”
Een voorbeeld: een inwoner van 21 is in behandeling bij GGNet Volwassenen. De behandelaar denkt dat ook een interventie op gezinsniveau nuttig is en stelt voor om een collega van GGNet Jong met systemische expertise te betrekken. Zonder nieuwe verwijzing, zonder wachttijd en zonder dat de patiënt diens verhaal opnieuw hoeft te vertellen. Ingrid: “Waar we op inzetten is dat deze interactie tussen collega’s, teams en afdelingen vanzelfsprekender en makkelijker wordt. En de zorg daardoor toegankelijker.”
De centrale toegang – één voordeur in regio Achterhoek/Liemers, één voordeur in Apeldoorn/Zutphen – maakt het ook eenvoudiger om over locaties heen kijken. Carmen: “We kunnen patiënten meer keuze geven en daardoor wellicht sneller helpen: ‘Stel er is een wachtlijst in Doetinchem, maar in Winterswijk kun je meteen instromen. Voor een inwoner die in Winterswijk werkt of voor wie iets verder rijden geen probleem is, kan dat een uitkomst zijn.”

