4/14
Powered by Foleon

Create the content your audience craves.

Find out more
  • Pages
  • Editions
01 Cover
02 Voorwoord
03 Inhoudsopgave
04 'Anders' behandelen, hoe dan?
05 Estafette-interview - Katinka Franken
06 Van Zorg naar Gezondheid
07 De 1e 100 dagen van
08 POP Plus-poli
09 Kort nieuws
10 Even voorstellen: Sherien Makdoembaks
11 Van ego- naar ecosysteem
12 Nieuwe directeur M&O
13 Huisvesting
14 Contactpagina

Hoe kunnen we meer focus geven aan direct behandelen en onze werkwijze hierop verbeteren?

Het voorlopige resultaat van 2022 is negatief en we zien nog geen verbetering. Op 20 februari jl. deelde Directie en Raad van Bestuur dit nieuws op Startpunt en legde uit hoe dit kwam: we maakten te weinig directe uren. Voor een deel lagen de oorzaken bij zaken waar we geen of weinig invloed op hadden, zoals het hoge verzuim door corona en no show van patiënten. De invoering van het Zorg Prestatie Model (ZPM) speelde natuurlijk ook een rol. Dat is iets waar de hele sector last van had en nog heeft, maar het blijkt ook te liggen aan hoe wij als organisatie werken. En hoe wij Zorg Prestatie Model en zorgvraag typering toepassen. Daar willen we meer van weten. We spraken met Petra Eichelsheim, directeur Bedrijfsvoering en Manon Huisman, directeur Ambulant. Beiden zitten ook in de stuurgroep van het ZPM.

Jullie leggen de focus op ‘anders doen’. Kun je dat uitleggen?

Manon: “Als organisatie zoeken we voortdurend naar een goed evenwicht tussen de kwaliteit van zorg, de vitaliteit van onze collega’s en gezonde bedrijfsvoering. Het zijn communicerende vaten. Kijkend naar de resultaten van 2022 blijkt dit evenwicht kwetsbaar; schuift één van die drie aspecten, dan ontstaat er gelijk spanning op de andere twee. Met als gevolg dat we ‘nat’ gaan. Het jaar 2022 is financieel niet goed afgesloten en ook januari 2023 laat een fors negatief resultaat zien. Daarbij krijgen we veel signalen van overbelasting van onze medewerkers en zien we de aantallen mensen die wachten op behandeling bij GGNet niet verminderen. Dat vraagt om serieuze sturing. We zullen onszelf echt moeten uitdagen om ons werk en onze inzet anders in te richten. Sterker nog, het ZPM vráágt dit ook van ons. Het ZPM vraagt om een kanteling in denken en handelen. Het is niet hetzelfde als de DBC-systematiek. Als we uitgaan van die nieuwe werkelijkheid, en ‘het anders doen’, dan helpt het als we daarbij focussen op de voordelen en kansen die het ons biedt, in plaats van te kijken naar waar het systeem ons in beperkt.”

Als we doen wat we deden, krijgen we wat we kregen...

Manon vervolgt: “ZPM biedt meer eenvoud in de registratie. Niet de diagnose-behandelcombinaties zijn leidend, maar de feitelijke zorgprestaties. Er zijn drie keuzemogelijkheden in de registratie: individuele consulten, groepsconsulten en verblijf. Dat maakt de facturering ook meer begrijpelijk voor de patiënt. Daarnaast is met ZPM een richting gekozen die meer en meer rekening houdt met de feitelijke zorgvraag van de patiënt. Het biedt meer (financiële) ruimte voor complexe zorg, het terrein waar GGNet in gespecialiseerd is. Ook voor groepsbehandelingen biedt het ZPM interessante kansen. Naast dat we meer mensen kunnen behandelen als we groepsconsulten bieden, ervaren we in toenemende mate dat het inzetten en benutten van groepsdynamiek en ‘peer support’ bijdraagt aan herstel. Het is ook helpend bij het realiseren van een gezonde bedrijfsvoering, want de kosten per patiënt dalen. Tot zover het goede nieuws”.

Manon vervolgt: “Wat anders is, is dat je als regiebehandelaar voortaan de zorgzwaarte mee dient te nemen, al voordat het eerste behandelconsult plaatsvindt. Dat blijkt voor iedereen best even wennen, en in sommige gevallen zelfs praktisch onhaalbaar, zoals bij de Crisisdienst. We zien dit soort praktijkervaringen als toetssteen om de kinderziekten uit het systeem te halen, zoals er nog wel meer zijn. We kaarten ze aan via de Nederlandse GGZ”, aldus Manon. En wat anders is ten opzichte van het oude bekostigingssysteem, is dat enkel de direct gemaakt patiëntcontacten declarabel zijn. Dit vraagt om anders te kijken naar tijdsinzet van behandelaren, zonder weg te gaan van de zorginhoud.

Er is veel discussie over directe en indirecte tijd, waarom?

Petra: “Ja klopt, daar is op het moment veel discussie over. Zowel in de sector, als in onze eigen organisatie. Er bestaan nog veel misverstanden over. Blijf als behandelaar vooral vanuit de zorginhoud naar dit thema kijken. Indirecte tijd hoort erbij. Het zit verdisconteerd in het tarief en het is ook belangrijk. Patiëntcontact oftewel directe tijd staat voorop, en in die tijd zit ruimte voor rapportage, reflectie en intervisie ingebouwd in het tarief. Dit vraagt van behandelaren dus om anders te kijken naar je tijdsinzet. De indirecte tijd is, door de NZa, normatief toegevoegd aan de directe tijd. Zodra we meer indirecte tijd besteden dan normatief bepaald, krijgen we deze tijd dus niet vergoed”.

Manon adviseert: “Kijk dus goed naar hoe jouw agenda gevuld is. Is de verhouding tussen direct patiëntcontact en indirecte tijd in de juiste verhouding? Is er werk dat je nu zonder de patiënt erbij doet, terwijl de kwaliteit van zorg misschien zelfs beter wordt als de patiënt erbij is? Of kun je een besparing op de indirecte tijd vinden, waardoor een andere patiënt die op de wachtlijst staat, eerder behandeld kan worden?”

Petra vult aan: “Wees ook kritisch op wat je ‘extra’ doet: taken als die van aandachtsfunctionaris, werk/stagebegeleiding, beleids- en teamoverleggen; we betalen ze uit de marges in de tarieven. Als team kun je ook kritisch kijken naar hoe je de teamrollen inzet, en met welk doel. Ook hier geldt steeds de afweging: ‘draagt het bij aan het goed behandelen van zoveel mogelijk patiënten?”.

Petra: “Misschien goed om nog toe te lichten: bij ZPM rekenen we maandelijks alle consulten af die GGNet die maand heeft gegeven. In tegenstelling tot het eerdere DBC systematiek, waar een behandeltraject pas na afronding van de gehele behandeling in rekening werd gebracht. Ook dat vraagt anders denken en handelen, vanuit de organisatie én van de behandelaar. Namelijk een meer alerte houding op tijdige registratie: van zorgvraag typering, DSM en consult.”

Je noemt zorgvraagtypering: hoe gaan we daar mee om?

Petra: “De zorgvraag typering (ZVT) is bedoeld om beter zicht te krijgen op welke type zorg men nodig heeft, zodat we daar ons aanbod beter op kunnen gaan inrichten als sector. Dat is een mooi toekomstbeeld, waarmee ook de DSM 5 uitgefaseerd kan gaan worden. Daar willen wij graag naartoe werken. Alleen, de huidige ZVT is (nog) niet het instrument waar we op gehoopt hadden. Daarom gaan we er nu nog vrij pragmatisch mee om; het is nu vooral een ‘moetje’. We moeten het invullen om de geleverde zorg te kunnen declareren. Anders krijgen we simpelweg niet betaald. Tegelijkertijd kaarten we op landelijk niveau die zaken aan om juist die toegevoegde waarde te gaan laten hebben. Of dit gaat lukken weten we nu nog niet, maar hier zetten we wel vol op in!

Wat wordt er concreet ontwikkeld om ons resultaat te verbeteren?

Manon: “Met het project KwaliTIJD dat we met P5com zijn gestart kijken we kritisch of er processen te optimaliseren zijn. De eerste resultaten laten zien dat dit bij de intake – MDO en ‘no show’ zeker het geval is. Hiermee winnen we dus (indirecte) tijd. De verbeteringen worden nu toegepast bij de drie afdelingen, Ambulant Apeldoorn, VGGNet en Ouderen Apeldoorn en zullen op korte termijn uitgerold worden naar de gehele organisatie. Petra: “Daarnaast hebben we onze interne declarabiliteitsnorm bepaald ten aanzien van hoeveel directe uren een behandelaar kan maken. Dit helpt enorm, want nu weten behandelaren op welk moment hun bijdrage ook een positief effect heeft op de bedrijfsvoering van GGNet. We hebben inmiddels ook een rapportage ontwikkeld waarmee ieder team en elke behandelaar zelf kan zien of je aan de norm voldoet. Het is vanaf 3 april voor iedereen te vinden in Power BI via Startpunt, onder het tabblad cijfers GGNet. Je vindt er de norm én je actuele directe tijd inzet zien.

Overigens in het tabblad cijfers GGNet zijn ook voor het voor het team andere relevante gegevens zichtbaar. Denk aan het aantal wachtenden, de wachttijd, en het aantal patiënten die je als team hebt te behandelen in 2023.

Van een 'moetje' naar mogelijkheden?

Manon: “Ja. We pakken de implementatie van het ZPM aan om onze processen op een andere manier in te richten. Het is daarbij goed om met elkaar te kijken naar hoe je inzet vorm krijgt; of het anders kan of moet. Het opnieuw inrichten van processen kan ook bijdragen aan het verminderen van al langer aanwezig zijnde ergernissen bij behandelaren. Denk daarbij aan ‘no show’ waar we nieuw beleid op ontwikkelen, maar ook aan de inzet van technologie om de registratie te vergemakkelijken. Het inzetten van een dictafoon wordt nu binnen Ouderen uitgerold. Het verbeteren van onze processen is helemaal mooi als we dat vanuit het gedachtegoed van ‘van Zorg naar Gezondheid’ doen. Het gaat leiden tot een efficiëntere aanpak, wat een positief effect heeft op het onze bedrijfsvoering, maar wat het meest belangrijk is: we kunnen meer patiënten eerder zien en zorgoptimalisatie en heldere sturing draagt bij aan meer werkplezier. Die kans grijpen we dus met beide handen aan!”.

Lees het volgende artikel: Estafette-interview - Katinka Franken
Keer terug naar de inhoudsopgave